Historie van Rietveld en Barwoutswaarder in het kort

Dat ”Rijnoevers “ een dorpsplatform is in Woerden en geen wijkplatform is niet zonder reden. Rietveld en Barwoutswaarder  waren dorpen met lintbebouwing, ten westen van de stad Woerden. Ze hadden een eigen gemeentebestuur en een gezamenlijke burgemeester. Pas in 1964 zijn de twee dorpen opgegaan in de Gemeente Woerden.

Romeinen

Al voor de jaartelling  leefden er groepen mensen op de hoog gelegen kleigronden langs de Oude Rijn, vroeger nog een grote rivier met een breed stroomgebied.  Deze stammen heetten de  de Bataven en de Kaninefaten. Zij leefden van jagen, vissen en voedsel verzamelen. De Romeinen kwamen rond de jaartelling in ons land en probeerden de oorspronkelijke bewoners te onderwerpen. 

Rond 45 na Chr. besloot keizer Claudius dat de Oude Rijn de Noordgrens van het Romeinse Rijk werd: de zogenaamde Limes, die liep van Katwijk naar Xanten. Er werden forten gebouwd, o.a. in Woerden, om te grens te versterken. Barwoutswaarder behoorde tot het Romeinse Rijk en Rietveld niet. De Romeinen maakten gebruik van schepen voor het vervoer van materialen , maar legden ook wegen aan. Er zijn wel sporen van het tracé van de Limesweg gevonden, maar omdat de loop van de Rijn gewijzigd is, is het moeilijk vast te stellen waar de Romeinse weg op Barwoutswaarder gelopen heeft.  De Romeinse overheersing heeft tot ongeveer 400 na Chr.  geduurd

Polders

In de 10e eeuw is de inpoldering begonnen. De ontginningen werden de basis voor de latere polders en waterschappen, de oudste democratische bestuursorganen in ons land. Als het land voldoende drooggelegd was, werd de aanwezige begroeiing (riet, bomen) kaalgeslagen en verbrand, waarna het land vervolgens voor akkerbouw werd gebruikt. Wanneer het land teveel water verloor en inklonk, kon het niet meer voor landbouw dienen en werd het als weiland in gebruik genomen. De houten boerderijtjes die meestal niet langer dan een generatie meegingen werden langzamerhand stenen boerderijtjes en de boeren bevoorraadden de stad. 

Woerden was inmiddels een Middeleeuwse stad  geworden die in 1372 stadsrechten kreeg. De belangrijkste vorm van industrie in Woerden was vanaf de 14e eeuw de pan- en steenbakkerij, welke zich ontwikkelde  direct aan de westkant van de stad. Er waren wel tien fabrieken. De arbeiders woonden voornamelijk rondom de fabrieken, maar ook op Rietveld en Barwoutswaarder. De dakpannen en stenen werden per vlet en praam vervoerd.

Boeren

Omdat het land rondom Woerden door de opkomst van de windbemaling was gaan inklinken, was het voor akkerbouw steeds minder geschikt geworden. Dat werd nog verergerd toen in de 17e, 18e en 19e eeuw grote stukken land werden “afgevlet” of ontgrond: de bovenste kleilaag werd eraf geschept door de pan- en steenfabrikanten in Woerden, Barwoutswaarder en Rietveld. De veengronden ten noorden van de Oude Rijn waren op zichzelf al minder geschikt voor akkerbouw.
De boeren, die aanvankelijk graan en hennep teelden, gingen geleidelijk over op veeteelt: als wei- en hooiland was  het afgevlette (veen)land nog wel te gebruiken. Opvallend is de ligging van de boerderijen op Barwoutswaarder en Rietveld. Zij staan niet aan de Rijndijk en zijn pas bereikbaar over lange oprijlanen, die soms een lengte hebben van meer dan 500 meter. De hofsteden zijn gebouwd op de grens van de stroomruggronden en het uitgestrekte moerasgebied   waar toen de rivier doorheen meanderde. Door de plaatsing van het bedrijf zo te kiezen, kon de boer met de melk- en mestschouwen tot aan het erf varen. De sloten in de klei en het zand vertoonden nl. neiging tot dichtwellen en waren deshalve het gehele jaar of althans bij lage waterstand in een droge tijd niet bruikbaar geweest. De woning lag te midden van de landerijen, waardoor de afstand tot de landarbeid geringer werd. Bijkomende voordelen waren een rationeler gebruik van tijd en landbouwgronden. De boomgaarden liggen vaak nu nog op de fluvatiele gronden voor de boerderij, de graslanden achter het bedrijf op het  veen. Niet verwonderlijk is, dat in bovenstaande polders ook de poldergemalen op een afstand van de Rijn staan. Voor de bouw aldaar golden dezelfde argumenten en aanvoersloten behoefden niet extra diep te worden uitgegraven, wat land spaarde.
De veehouderij in onze streek was niet gericht op vleesproductie, maar op zuivel. De boeren maakten kaas en boter. De melk werd zo snel mogelijk tot kaas verwerkt. Met name de boerinnen bekwaamden zich hierin. De kaas werd op de Woerdense kaasmarkt verhandeld.

Vervoer

De Oude Rijn was de belangrijkste waterweg in ons gebied en niet alleen voor de stad Woerden. Ook voor grote steden als Utrecht, Gouda en Leiden was het van belang dat dit vaarwater goed onderhouden werd. Halverwege de 17e eeuw begonnen Woerden en verschillende omliggende steden over het aanleggen van een jaagpad of trekweg langs de Rijn. Er lag  al een zandpad, maar dat was geen groot succes. In 1666 kon het jaagpad in gebruik genomen worden en konden personen en marktwaar per trekschuit vervoerd worden. De Hoge Rijndijk was vanouds al een belangrijke weg voor voetgangers en ruiters tussen Leiden en Utrecht.

In de eerste helft van de 19e eeuw werd begonnen met de aanleg van wegen. Onder koning Willem I werd Rietveld toen een “koninklijke straatweg”, die liep van Leiden naar Harmelen.

Bestuur

In de 18e eeuw bestonden Rietveld en Barwoutswaarder voornamelijk uit een aantal boerderijen die gepacht werden van rijke families uit Woerden, Gouda, Leiden en Amsterdam. Abraham van der Win kocht in 1724 voor de somma van 3300 gulden de ambachtsheerlijkheid van Rietveld van de Staten van Holland en mocht zich sedertdien „heer van Rietveld en de Bree” noemen. In datzelfde jaar kocht hij ook Barwoutswaarder en Bekenes.

De gemeentes Barwoutswaarder en Rietveld werden opgericht in 1817. Er zijn sindsdien elf burgemeesters geweest tot 1964. Zowel Barwoutswaarder als Rietveld had een eigen gemeenteraad maar de burgemeester was gezamenlijk. Barwoutswaarder vergaderde in herberg Het Schotsvarken (ter hoogte van het speeltuintje bij de Gildeweg). Toen het Schotsvarken in 1935 afbrandde, huurde men een pand op Barwoutswaarder 92, dat nog steeds bekend staat als “het gemeentehuis van Barwoutswaarder”. De gemeeteraad van Rietveld vergaderde in herberg de Roskam gelegen op de hoek van Rietveld en de Zegveldse Uitweg. De Roskam is in 1968 gesloopt.

Kerken

In Barwoutswaarder noch in Rietveld waren kerken, zodat de bewoners ter kerke gingen in Waarder, Zegveld, Woerden of Bodegraven. Daar werden ze ook begraven op de algemene begraafplaats. Pas in 1875 gingen Rietveld en Barwoutswaarder met Waarder een overeenkomst aan voor de aanleg van een gemeenschappelijke begraafplaats aan de Molendijk te Waarder.

Onderwijs
Voor veel kinderen bleef  hun opleiding beperkt tot een paar jaar lagere school, maar zodra ze wat ouder waren werden ze ingezet op de boerderij van hun ouders of moesten ze aan de slag in de fabriek. In de pan- en steenfabrieken was kinderarbeid de gewoonste zaak van de wereld.In 1874 kwam het zgn “Kinderwetje” tot stand, dat verbood om kinderen onder de twaalf jaar in een fabriek te laten werken; dat gold echter niet voor boerenwerk. Pas in 1900, toen de Leerplichtwet was aangenomen, moesten kinderen tussen de zes en twaalf jaar verplicht naar school.Op Barwoutswaarder is er vanaf 1846 in de loop der jaren op verschillende locaties een openbare school geweest waar de kinderen van Barwoutswaarder en Rietveld naar toe gingen. De kinderen van Rietveld werden met een pontje overgezet. De laatste school: de  School met den Bijbel heeft bestaan van 1929 – 1968.